schrijf nu een essay over van Gilles Deleuze met als titel ‘Nomaden-denken’. Wat ik steeds weer doe. Lees Mettes,lees Tonnus Oosterhoff,lees Frans Thomése, lees ‘Op de rok van het universum’ lees over taal,lees ‘Het perpetuum mobile van taal van Frans over het boek van Tonnus. Thomése;’Wat je ziet,wanneer je als dromer naar dit denken kijkt,is een voortdurende beweging,een voortdurende metamorfose waarin taal in betekenis verandert en weer terug in nieuwe taal. En als lezer verander je mee,je laat je meevoeren zonder dat je houvast krijgt,steeds is het weer iets anders wat je leest. Een perpetuum van taal’.(De Gids 6, 2016 , bladzijde 31) Je kijkt naar denken. Als dromer naar denken kijken,want dat is het volgens Tonnus Oosterhoff;’Dromen is kijken naar denken’. En ik blijf lezen en lezen en lezen. Gisteren gekocht;’Bernlef,de andere stem’ van Johan Reijmerink;Paul Valéry ‘Cahiers’ vertaald en ingeleid door Jan Fontijn;’De kracht van de typografie’ cultuur communicatie nieuwe media,samengesteld door Henk Hoeks en Ewan Lentjes, Ik schrijf over/citeer om te weten om te vermoeden wat ik doe en wil doen. Mijn letterwerken zijn ook kijkwerken. Nu dus in dit weblog nog steeds als onderdeel van het project ‘Ondertiteling’ het woord aan Deleuze. NOMADEN-DENKEN ‘Wanneer wij ons afvragen wat Nietzsche thans is of wat thans uit hem wordt,dan weten wij tot wie wij ons moeten richten. Wij moeten ons tot de jonge mensen richten die nu Nietzsche lezen,die Nietzsche ontdekken. Wij hier zijn grotendeels al te oud. Wat ontdekt een jongere tegenwoordig bij Nietzsche wat mijn generatie zeker niet in hem heeft ontdekt en wat zeker niet was wat vorige generaties in hem hadden ontdekt? Hoe komt het dat jonge musici zich tegenwoordig in wat zij doen door Nietzsche geraakt voelen,hoewel zij op geen enkele wijze nietzscheaanse muziek maken zoals Nietzsche die schreef? Hoe komt het dat jonge schilders en filmers zich door Nietzsche geraakt voelen? Wat gebeurt daarbij,of hoe recipiëren zij Nietzsche? Wat men,althans van buitenaf,kan zeggen,is op welke manier Nietzsche voor zichzelf en de lezers van zijn tijd en die van de toekomst een zeker recht op tegen-intepretatie heeft laten gelden.'(bladzijde 46) Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Lichtspraak’. ‘DOE DIE SMURRIE VAN JE SCHOENEN/////Het is bamboes vandaag./De hele bliksemse boel.///Werken dat men kraanhalst. Groef-/kop. Zweten als een koetspaard.///Vuil stuk vreten. Hout in de as zagen./Slechts met een lendenschort bekleed.///De tongen kunnen het zware snakken/bijna niet over de mulle tandweg tobben.///Krakende wielen en afgesleten assen./Gebogen beukvaren.Blinde pijpen.///God nog an toe!Waar blijft dan de billijkheid?/Opstappen:jongens,wegwezen!///Je kunt je tafelzilver maar eenmaal verkopen.'(bladzijde 54) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel’Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘spiescheil’. (bladzijde 154)