met ‘Nomaden-denken’ van Gilles Deleuze. ‘Het is dit spel van intensiteitsschalen dat het opgaan van de ironie en het neergaan van de humor bij Nietzsche bepaalt en dat zich als consistentie of kwaliteit van het beleefde in relatie tot het uiterlijke ontwikkelt. Het aforisme is de zuivere materie van de lach en van de vreugde. Wanneer men in een aforisme niets heeft gevonden dat dat aan het lachen brengt,welke verdeling van humor en ironie,en welke niveauverdeling van de intensiteiten daarin bestaan,dan heeft men helemaal niets gevonden. Er is nog een laatste punt. Keren wij terug naar de grote tekst van ‘Zur Genealogie der Moral’ over de staat en de staatsstichters. ‘Zij komen als het noodlot,zonder motief,zonder ratio …enzovoort.’ Men kan hier aan de mensen van de zogeheten aziatische productiewijze denken. Op de basis van primitieve agrarische gemeenschappen richt de despoot zijn imperiale machine op,die alles overcodeert met een bureaucratie,een administratie die de grote werken organiseert en zich de meer-arbeid toeëigent,(‘in een oogwenk staat er iets nieuws waar zij verschijnen,een heerschappijvorm die leeft,waarin delen en functies zijn afgegrensd en met elkaar in samenhang zijn gebracht.’) Maar men kan zich ook afvragen of deze niet twee krachten met elkaar verbindt die in ander opzicht onderscheiden zijn – en die Kafka van zijn kant onderscheidde en zelfs tegenover elkaar stelde in ‘Die chinesische Mauer’.'(bladzijde 59-60) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘OPWEKKING/////Tegen de doodswind in met terzijdelating/van alles wat niet de lichtzinzaak dienstig is///ongedwongen je zonnebaadjes uitrekken tegen/de treurspreeuwen die van de hoge boom teren:///welwillend het uurwitwerk aannemen langszalig./Een vrij uitzicht op de horizon is onontbeerlijk.'(bladzijde 17) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Meer een bijzondere woordgroep. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘of noom ope de pappa'(bladzijde 154)