Deleuze weer terug naar Jeroen Mettes’ essay ‘De wereld en de lezer’ uit ‘Weerstandsbeleid’. Thomése bespreekt in de Gids nr 6 2016 het boek ‘Op de rok van het universum’ van Tonnus Oosterhoff.(zie dit weblog januari 2017) Thomése behandelt o.a. de rol van Mettes in dit boek van Oosterhoff. Oosterhoff heeft in het tijdschrift Terras geprobeerd Mettes te lezen en te begrijpen.Thomése ziet bij beide schrijvers hypertekst verschijnselen;beiden zijn schatplichtig aan het rizoom van Deleuze. Wat mij bezighoudt is o.a. de volgende intrigerende opmerking van Thomése;’Je kunt deze roman op elke bladzijde gaan lezen. Wat je ziet,wanneer je als dromer naar dit denken kijkt,is een voortdurende beweging, een voortdurende metamorfose waarin taal in betekenis verandert en weer terug in nieuwe taal. En als lezer verander je mee,je laat je meevoeren zonder dat je houvast krijgt,steeds is het weer anders wat je leest. Een perpetuum mobile van taal.’ Wat is die nieuwe taal? Ik ga nu weer met Mettes aan de slag. Ik maak al jaren in dit weblog een dossier van teksten die gaan over lezen,denken,kijken,taal,tijd,bewustzijn. Het is project met als titel ‘Ondertiteling’. Daarnaast maak ik mijn ‘Hommages’ aan voor mij belangrijke schrijvers en dichters. Ik leg op mijn manier mijn lezen vast. Het zijn een soort uittrekselbladen;uithangborden voor de literatuur. Een soort onderzoek ook. Maar hoe dan? Lezen is een soort handgemeen tussen lezer en boek. Je leert de ruimte van de verbeelding te vergroten. Je leest jezelf. De roman organiseert de tijd. Tijd die ons in diepste wezen bepaalt. Een goede roman verscherpt het tijdsbesef maar ook het inzicht in wie we zijn. Taal is ons constante bewustzijnslogo. Maar taal wordt dag in dag uit bevuild door het denken van de niet-denkers. Hoe gaat dat en werkt dat? Hier later meer over. Morgen Mettes over de wereld en de lezer en over wat poëzie is en wat lezen. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘LANG LEVE OSCAR/////Gegroet jonge dag/met een gloei op de lippen.///Wat weerga! Wel weelichts!/Het is een plezier om te zien!///Krioelend. Ons opengooiend./Je weet je mondje o zo aardig///in de zonneplooi te zetten,/je hebt het van niemand vreemd.///Lieve kleinzoon,behoud/in het nest je lenige klinkers.///Sla nooit een etmaal over/om te zingen zo goed als je kunt.'(bladzijde 21) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Een bijzondere woordgroep. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘wiezois assus quikema maases’. (bladzijde 154)