met ‘Vrijheid'(Proust,Bergson,Husserl,Sartre,Beauvoir) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Eerst ís de mens,daarna is hij pas íéts. En wát hij is,is altijd het voorwerp van zijn keuze. Hij valt er nooit willoos mee samen,zelfs niet wanneer hij ervoor kiest zich te laten bepalen door wat hij is – want ook dát is een bestaanskeuze. Dat was na de verwoestende oorlog koren op de molen van iedereen die jarenlang naar vrijheid had gesmacht – en in het bijzonder van de Amerikanen die Sartre omhelsden omdat zij het ideaal van de vrijheid hoog in het vaandel voerden. Sartres filosofie was een antwoord op het morele vacuüm dat na de oorlog ontstaan was. Het wereldconflict had Europa in puin achtergelaten,niet alleen fysiek maar ook moreel. Een eenvoudige restauratie van de samenleving die al met de daaraan voorafgaande Wereldoorlog aan het wankelen was geraakt,leek onmogelijk. Er moest een nieuw begin worden gemaakt en de filosofie van Sartre kwam op het juiste moment. Van de grond af aan bouwde hij een filosofisch systeem op dat moest uitmonden in een nieuwe ethiek van de vrijheid – en dat korte metten maakte met het vooroorlogse wereldbeeld waarin standsbesef,groepsdruk en geloof in voorbestemming iedere individuele vrijheid hadden gesmoord. Sartre keerde zich fel tegen de moraal die daarmee gepaard was gegaan en de maatschappelijke klassen die de dragers ervan waren geweest.'(bladzijde 237-239)Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht uit de reeks ‘Taalmineraal’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Een dochter ouder.deel/baar wij.lichtzee.aardig/jes hier.haar ademtocht/vult onze longen. lente/sprongen om deze droom,/zij die zonneklaar in/onze stamboom stroomt.'(bladzijde 86) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘sloeg zijn ondergang een papieren gong’.(bladzijde 227)