met ‘De mens een kunstenaar'(Schiller) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Het is de schoonheid – het product van de speeldrift – waarin de morele bestemming van de mens zich toont en waarin deze (tot dan toe louter potentiële of virtuele) bestemming werkelijkheid,dat wil zeggen waarheid wordt. De vrijheid is voor Schiller een zaak van ervaring van het gemoed,in de specifieke gemoedstoestand die hij de ‘esthetische stemming’ noemt. Daarin bevindt iemand zich in een toestand van onbepaald-zijn en daardoor van ontvankelijkheid,zo legt hij uit:vrij omdat hij niet-gefixeerd is. Die openheid stelt de mens in staat te worden wie hij zijn wil,of – zoals Nietzsche gezegd zou hebben – wie hij is. Zijn wezen ligt in zijn vermogen zichzelf te scheppen,op basis van de vrijheid waarin zich zijn wil ontplooit(vormdrift) en zijn gegevenheid waarin hij zichzelf als materieel wezen aantreft (stofdrift). Tegen het eind van zijn verhandeling beschrijft Schiller deze gemoedsstemming bijna in termen van genade:niet als een goddelijk geschenk,maar – geheel in lijn met de romantische hertaling van deze religieuze erfenis – als een gave van de natuur. In de esthetische stemming neemt iemand afstand van het gegevene. Dat is de functie van de verbeeldingskracht waarin de mens het bestaande leert te vormen naar zijn wil. Het is daarin niet louter meer een feit,maar wordt ontdekt in zijn mogelijkheden,en de mens heeft de opdracht die te exploreren. In die verbeeldingskracht gaat het er niet alleen om wat de dingen domweg zijn. Het gaat hem er vooral om dat zij zich op een andere wijze kunnen presenteren.'(bladzijde 171) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht uit de reeks ‘eenzaam enzovoort'(uit de bundel ‘Lopend licht’)van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Dans met mij///Kijk me aan lijf me in/houd me in bedwang/kleur mijn lenzen zwart/schop me vernietig me/raak mijn kouwe kleren/ruk het pantser van/mijn lijf wees niet bang/voor mijn huid ruik mijn/zweet verlang naar me/kus me zonder lippen/geil lik mijn metalen/tong schoon haal de sleur/uit mijn gewrichten doe/mijn bloed sopraan vloeien/breng mij teweeg maak van/mij een god laat me glanzen'(bladzijde 190) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘rijk’. ‘rijk///zie je spiegel wordt blind/je gezicht zo klein als een kind/je gezicht een nietige ster/tussen de storm en de wind///de weg die je ging was zo oud/als de hand die hangt uit de wolk/en de vlam die je vroeg zo koud/als de driftige sikkel de sluipende dolk///maar nog nimmer zo rijk/als bij stenen voor brood/bouw je je troon in het slijk/met de bronstige troffel de dood'(bladzijde 242)