Daan aan de nieuwe boekenkast gewerkt voor het nieuwe atelier. De bibliotheek die in de opslag staat wordt binnenkort uitgepakt. Zondag 16-9-18:verder met ‘Geschiedenis en de woestheid van de wereld'(Hegel,Schopenhauer)van Ger Groot uit het boek ‘Ge geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Het denken is,in zijn verwevenheid met de materie,wat het geworden is. Ofwel,zoals de korte samenvatting van dat principe luidt:’Wesen ist was gewesen ist’. Natuurlijke historie Wetenschappelijke ontdekkingen uit de tijd van Hegel zelf leken hem daarin gelijk te geven. De laatste hofbioloog van de laatste Franse koning,Georges-Louis Leclerc,graaf van Buffon en ‘jardinier du roi’,was als voor de Franse Revolutie tot het vermoeden gekomen dat ook het dierenrijk een geschiedenis had. Het was niet altijd geweest zoals het nu was,en niet in één keer geschapen,zoals de christelijke orthodoxie wilde. Buffon zag zich geconfronteerd met het raadsel van fossiele levensvormen die niet te herleiden waren tot bestaande,levende diersoorten. Voorzichtig had hij geconcludeerd dat ook de natuur in een historische wordingsgeschiedenis was opgenomen. Zijn opvolger Lamarck stelde in het begin van de negentiende eeuw een eerste theorie op,over de mogelijk ontwikkelingswetten van de natuur. Ten tijde dus dat Hegel zijn grote werken publiceerde. De idee van evolutie is dan ook minstens een halve eeuw ouder dan die van Darwin,aan wie ze meestal wordt toegeschreven. De wezenlijke bijdrage die Darwin gaf aan de intuïties van Buffon en vooral Lamarck,was het inzicht dat de evolutie op toevallige en in zekere zin op negatieve of blinde wijze voortschrijdt:via selectie en niet via verwerving van nieuwe eigenschappen,zoals Lamarck nog dacht.'(bladzijde 150-151) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Ik wou dat ik een homunculus was’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘de koetsier houdt halt,helpt me uit/de tijd te stappen en maakt rechtsomkeer./moedertjelief,ik ben hier niet alleen:/daar in het niets van het sterielste/zit melancholiek een zelfmoordenaar/met omzwachtelde polsen te staren naar/ergens;een aan flarden geschoten rover/met een nylonkous over zijn gezicht/wappert in ontwording die aanwaait;een oude vrouw rimpelt in het stof;'(bladzijde 199)Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord.Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘aan lesbia’. ‘de oude meepse barg ligt/nimmermeer in drab/maar voorgoed op zachte kussens onder – uitgerekend-/de weelderigste boom Ons rest/slechts een schaduw dun als een dasspeld/om af te koelen lesbia/sinds je moeder goede zaken maakt/met de montage van haar/geldzucht en jouw schaamteloos lichaam/zijn je lippen / nu als in steeds/modieuzer gewaden gehuld zo/gewaagder lijkend dan ooit – mij toch/armelijk mager geworden///maar al werden je fraaie lokken plots/walgelijk rattenhaar of baarde je/onder mijn ogen een geslacht van/veelpotig of kruipend gedierte/ik verliet je niet want waar/zou ik nog rust kunnen vinden?in het zuiden/op brandende bergen soms of/onder de altijd bloedige barbaren in het noorden?/o ik moet er niet aan denken hoe in den vreemde/een van heimwee bezetene mij toefluistert:///’alle vlinders van dit voorjaar slapen op lesbos” (bladzijde 254)