een gedicht van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘poederharp bespeeld/door het ricochetterend donsje/sneuvelt in niesende klanken///zij komt overeind/van de dijk van de dijk/zij heeft hartelijke benen///en laat de verstoven muziek/voor het rapen het liggen///schopt het licht/van haar schoenloze voeten/ver langs haar benen/tot het kaatst op/geulgolven/en het kaatst/naar haar knieën/haar vervlogen kortrokken/het betovert haar vorsten///waar moet zij het zien/die strook licht///waarop dansen/gebrande siënna/veronees groen/en de schamper/turquoise///meekrap roert zich/langs het alzijdige water/verschillig bladert karmijn///benen rillen van aandacht'(bladzijde 305) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.