Weer verder met het essay ‘De glottis als afgrond. Over het hiaat in Paul clans lyriek’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’. ‘De weigering om te vervallen in allerlei poetische procedes is bij Celan geen achterhaald avant-gardistisch programma, maar een existentiele overtuiging. Wat hij niet gezegd kon krijgen zei hij op een manier die nog niet begrepen kon worden, omdat de politieke realiteit van zijn jeugd in feite niet literair te beschrijven was (met andere woorden: het verdriet van Adorno, dat er na Auschwitz geen poezie meer geschreven kon worden – dit hing als een zwaard van Damocles boven Celans poëticale overtuiging). Politiek engagement en hermetisme konden zo, in deze poezie, op een unieke en tragische manier samenvallen. ‘Het dialogische in Celans gedichten is anti-communicatief,’ zegt Gustav Zurcher. Men zou dit ook kunnen omkeren: het dwingend communicatieve in Celans poezie wordt gevormd door de pijnlijke onmogelijkheid van een dialoog.
Voor wie nog gelooft in de aftandse opdeling tussen ‘geëngageerde’ en ‘hermetische’ poezie, is het nuttig even bij de haast vergeten Adorno te rade te gaan: een kunstwerk dat ‘in zijn immanente logica verstrikt’ durft te raken, acht hij nodig voor de kritische houding, die door de eigentijdse kunst op gang wordt gebracht. Dit versleuteld spreken blijkt voor hem een mogelijk correctief op de ‘instrumentele rede’ , die sedert de Verlichting het denken heeft proberen te zuiveren van elke tegendraadse reflex.’ (Bladzijde 70-71) Dit is fragment 25. Wordt vervolgd.