Weer verder met het essay ‘Een wak in het spreken’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Anders is het gesteld met dichters die zich in een radicaal zwijgen hebben gehuld, woordeloosheid die als een mantel van duisternis over hun bestaan is gevallen, een plotseling ontstane kloof waarin al het nog te schrijven en gedroomde werk terugweek naar een bestaan dat zich niet langer liet benoemen: heroïsch en radicaal bij Arthur Rimbaud (die er de brui aan gaf om wapenhandelaar in de Orient te worden), demonisch en religieus bij Jakob Lenz, schizofreen en wijsgerig bij Friedrich Holderlin, existentieel overspannen bij Friedrich Nietzsche.
En er zijn andere figuren die te raden overlaten: het letterlijk pre-verbale zwijgen van de vreemde jongen Caspar Hauser uit Neurenberg, die de taal nog moest ontdekken die hem naar zijn dood zou voeren; de onvatbare beeldspraak bij George Trakl, die meer bedoeld lijkt om een onuitspreekbare ervaring te verbergen dan om die te benoemen; de raadselachtig zwijgende gedichten van de melancholische dichter Paul Celan. Bezweringen, poëtische technieken die fungeren als een vorm van verzwijgen. Daarmee stuiten we op een oud restant van taal dat in alle grote poezie is blijven rondspoken als een vorm van waarzeggerij. Het is het melancholisch domein van de allegorie, van een discretie die verbanden suggereert waar het gewone spreken alleen maar tekens toont. Een zwijgen dat overkookt van betekenissen.’ (Bladzijde 16-17) Dit is fragment 6. Wordt vervolgd.