Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Maar de ‘Aufhebung’ is onmogelijke; de slinger komt niet tot stilstand wanneer het laatste woord gesproken is. Zelfs de grafsteen houdt haar spreken niet tegen – dat is mijn eigen fantasma over wat er daar gebeurt in die grot, een uur voor haar dood. Alleen in haar dood wordt ze het tot stilstand gekomen beeld van de eeuwige antithese. Ze zal spreken vanaf de onmogelijke plek bij uitstek – in de dood.
Holderlin, die wou wedijveren met Hegel, gaat een stap verder, en stort Antigone in een kloof waaruit ze niet meer te redden valt: ze is voor hem de Anti-Theos, zij die zich tegen de wil van de Goden keert. Daarom juist is ze zelf goddelijk, want ze stort zich in de heroïsche strijd, dat wil zeggen: die van een gewisse dood. De Anti van Hegel is bijna het tegenovergestelde van de betekenis die Holderlin eraan geeft; want bij Holderlin is er geen dialectiek meer te vinden, ook geen uitzicht op ‘Aufhebung’ of wat dan ook. Het Anti van Antigone is dat van de Dood en het deinen, niet dat van de discussie met Kreon, of haar afkeer van de Bruid en de moeder. Er is niets of niemand tegenover dit Tegen in de wereld van de mensen; er is ook geen geschiedenis van tegendelen. Het Anti van Holderlins Antigone is nee tegenover de gedachte van het alternatief op zich. Het Anti van Hegels Antigone is dat van Logos en Nomos (hij ziet in Kreon dan ook de staatsman en in Antigone de duistere tegenkracht; voor Holderlin is de hele tragedie echter ‘existentieel’ duister, er valt geen filosofie voor het goede leven uit af te leiden).
Het ‘anti’ -karakter zit ook in deze notities: ik moet mezelf tegenspreken, onophoudelijk, om iets te vatten van het wespennest dat Antigone heet. Ze is de zwijgende gesprekspartner aan de overkant, die volhardt in het zwijgen en mij aldus noopt tot spreken en mijzelf verstrikken, zodat ze, als een radicale analiste, mijn zelf-analyse provoceert door niets te doen.’ (Bladzijde 119-120) Dit is fragment 17. Wordt vervolgd.