Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Computerchips om een vorm van zien te stimuleren bij blinden, het kan binnenkort. ‘Ik zal binnenkort kunnen zien, al is het maar tijdelijk en heel erg vaag,’ zegt Stevie Wonder voor het oog van de hele wereld. ‘Wat wil je het liefste zien?’ Vraagt het obscene oog van de wereld bij monde van een ijverige journalist. ‘Mijn geliefde, mijn kinderen en mijn geld – een grapje dit laatste,’ zegt Wonderboy. De blinde lacht zijn onweerstaanbare lach. Bill Clinton, er altijd als de kippen bij als het over een potje demagogisch sentiment gaat, stapt op de blinde zanger af en geeft hem een hug. De Homeros van de soul wordt omhelsd door de Alexander van ‘The Oval Room’. En wat zal Stevie zien als hij kan zien? Vage schimmen en gestalten, antwoordt hij zelf. Stevie weet dus al welk wonder hem te wachten staat. Hoewel hij nog nooit heeft gezien, ziet hij het al. Hoe zal hij dan ooit iets zien wat hij niet weet? Hoe moet zijn zo verlangde geliefde op zijn netvlies verschijnen? Zou hij iets reëels zien? Zou hij iets meer zien dan wij, die verblind zijn door het zien? Wat zou Teiresias aan de blinde soulzanger zeggen?
Volgens Holderlin vormt het verschijnen van de blinde Teiresias telkens een cesuur in de Antigone. Zijn optreden rukt de mensen uit hun eigen levenssfeer en brengt hen dichter bij ‘de excentrische sfeer’ van de dood. Hij is de aanzegger van het woord van de goden, en daarmee van de dood. Waarom ziet deze blinde zoveel? Omdat hij niet afgeleid wordt door het lot van de wereld? Het naturalistische beeld van de wereld zou voor dergelijke figuren alleen maar een afleiding vormen, een verblinding waardoor mensen hun lot niet onder ogen kunnen zien. Teiresias belichaamt op die manier ook een psychoanalytische waarheid: dat het ijverig om zich heen kijkende subject onmogelijk zichzelf kan ‘zien’ omdat het nu eenmaal met zijn eigen fabrikaat van een wereld en een ‘zelf’ de waarheid omtrent zichzelf en de wereld in de weg staat. De wereld van de mensen is in die zin letterlijk de versluiering van de wereld van de goden.’ (Bladzijde 132-133) Dit is fragment 30. Wordt vervolgd.