Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Pas in zijn dodende vorm is het woord werkelijk van de goden; de wrekende vrouwen zijn het woord dat doodt. De waarheid van de Bacchanten doemt achter elk van deze drie vrouwen op. Omdat de vrouwen dit telkens weer over de zichzelf verloochende mannen afroepen, roepen ze ‘tot de orde’; ze herstellen de loop van de wereld door bloed en dood. Ze geven leven door te doden; leven aan de orde die na hen moet komen. Als men van daaruit de vrouw de ‘kloof’ in de tragedie noemt, zegt men wellicht iets wat werkelijker, tastbaarder is dan wanneer men over seksuele differentie spreekt (ze wordt dan, met gebruikmaking van Heideggers woorden, zoiets als de gestalte van de ontologische differentie voor de man). Omdat ze de wereldorde van de man vernietigt, herstelt de vrouw echter de wet van de tragedie – de strijd tussen het apollinische en het dionysische. De vrouw is daarom nooit zomaar het dionysische element in de tragedie; ze is het moment waar het apollinische en het dionysische weer ‘paren’ (Nietzsche). Ze is eigenlijk de kern van de wereld van de tragedie… het herstel van de ‘volledige mens’ waarover Aristofanes spreekt: de mens die dicht bij het goddelijke doodsleven stond.
Elk van deze drie vrouwen is verwant aan de Pythia; alleen Teiresias weet dat (zijn blinde ogen zijn het symbool van de openende waardoor de waarheid binnendringt; zijn blindheid is geen geslotenheid, ze is een andere versie van het ‘openen’).