Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘He zwijgen van de tragedie’.
‘Hij is schuldig voor zichzelf – schuldig aan de overtreding van de ultieme schuldtaboes, aan de verdrongen verlangens van het kind, dat zijn vader wil uitschakelen om zijn moeder voor zich alleen te hebben.
Deze oedipale, door Freud becommentarieerde lustbevrediging, de grootste doorstreping van alle lusten, heeft Oedipus ongeremd gesmaakt; hij heeft in opperste vorm, dus infantiel, genoten van wat een onvervuld fantasma had moeten blijven, bestemd om gesublimeerd te worden. Oedipus heeft met andere woorden de sublimering misgelopen waardoor het subject volwassen moet worden, waardoor het specifiek ‘mens’ moet worden. Dat kan geen mens zichzelf vergeven: dat hij geen mens is geworden. Ook al wist hij niet hoe de vork in de steel zat (hoe de valstrik voor hem gespannen werd), toch had hij moeten weten dat hij zelfs de oude man niet moest vermoorden, had hij voorzichtigheid moeten betrachten bij het huwen van de koningin weduwe. Dat alles heeft hij niet gedaan; hij heeft geen argwaan gekoesterd en vindt dat terecht onvergeeflijk. Hij heeft op het leven vertrouwd, en is daardoor ten prooi gevallen aan de meest extreme uitleving van het taboe. Hij is ziende blind geweest, en doet dus afstand van zijn ogen. Wat aan de ene kant absoluut geen schuld is – hij heeft ‘zijn best gedaan’ om dit lot te ontlopen – is aan de andere kant absolute, diepste schuld: hij heeft niet de vereiste reflex gehad de spontane driften te wantrouwen. Hij heeft niet gedacht dat het ‘menswording’ ook dialectisch verraderlijk kon zijn. Het is niet verwonderlijk dat hij zich niet de haren uitrukt, maar zich de ogen uitsteekt wanneer hij begrijpt welk een figuur de man slaat die schreeuwt om de schuldige, zonder te weten dat de mens dan altijd om een verdoemd en verdrongen deel in zichzelf roept… Het mentale theater van de bewustwording is strenger dan eender welke gerechtszaal. Oedipus verschijnt voor de meest genadeloze rechter: die van het geweten. Blind weet hij wat de goden zien.’ (Bladzijde 159) Dit is fragment 57. Wordt vervolgd.