Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Wanneer je hen eenmaal hebt gehoord, is de zin om een verhaal te vertellen je allang ontgaan. Elk verhaal is een verraad aan de oorspronkelijke tragedie (die niets anders is dan een gapend gat, een wonde). Elk goed gekozen beeld roept echter weer de voor altijd verloren verhalen in herinnering. Doe geen postmodern water bij de Griekse wijn. Alleen de incisie, de insnijding, het tonen van een wonde, een uitgesneden stukje vlees op een sokkel, losgemaakt van het verloren lichaam (de wonde van Amfortas in Jurgen Syberbergs verfilming van Parsifal). Statisch theater is het gevolg – geen dynamiek van de gebeurtenissen, geen chronologische vaart, alleen maar stilstand in de kern van een razend conflict.
‘Het is ons absoluut niet gegeven met hen (de Grieken) ook maar iets gemeenschappelijks te hebben’ (Holderlin, in een brief aan Bohlendorff). Waaruit volgt, zegt Lacoue-Labarthe, dat er Holderlin niets anders overblijft dan het onmogelijke te blijven proberen: in de Grieken precies datgene herhalen wat bij hen nooit is gebeurd. Fundamentele waarheid van de mimesis: haar onmogelijkheid. Volgens Holderlin de fundamentele paradox van de tragedie zelf. Fundamentele waarheid van deze ‘onmogelijke’ nabootsing. Elke poging om dichter bij de tragedies te komen wordt getekend door de onmogelijkheid om de verloren authenticiteit van Antigone terug te vinden. Daarom juist wordt die poging zelf iets ‘tragisch’:ze is getekend door een hoogmoed die gestraft zal worden. Met de waanzin van de moderne mens, zegt Holderlin.
‘Er is geen beginnen aan’ – omdat ik afgesloten ben van haar begin, laat ik haar einde duren. De monoloog vindt plaats in de grot, een uur voor haar dood. Als gesprekspartner: de muze van de herinnering, maar die is haar verstand verloren.’ (bladzijde 188) Dit is fragment 87. Wordt vervolgd.