Weer verder met het essay ‘Het ‘nee’ van de vader Over
Friedrich Hölderlin’ van Michel Foucault uit de bundel ‘De verbeelding van
de bibliotheek’.
‘En als we de onderbroken lijn van zijn omzwervingen volgen, moeten we dan zijn
vlucht naar Nürtingen – ver weg van Schiller, van de wetgevende Fichte, en van
Goethe die al een godheid was geworden en zich doof hield voor het zwijgen van
Hölderlin – niet interpreteren als een andere vorm van terugkeer naar zijn
geboorteplaats, die later, voor het evenwicht, geplaatst zal worden tegenover de
definitieve terugkeer der goden? In de toch al ingewikkelde situatie van nog
altijd Jena ontstaat een speelruimte voor andere herhalingen, maar dan in de
simultaneïteit van spiegels: de inmiddels vaststaande intieme relatie van
Hölderlin met Wilhelmina Marianne Kirms vormt als afhankelijkheidsrelatie het
spiegelbeeld van de prachtige en ongenaakbare eenheid waarin Schiller en
Charlotte von Kalb zich als ware goden verenigen; de baan van huisleraar die de
jonge pedagoog vol enthousiasme aanvaardde en waarin hij zich streng en tot op
het wrede af veeleisend betoonde, laat in reliëf het tegendeel zien van het
ideaalbeeld dat Hölderlin in Schiller zocht als toegankelijke en geliefde
leermeester, terwijl hij bij hem slechts bescheiden zorg, blijvende
gedistantieerdheid en gehoor noch begrip vond.
God zij dank is het Hölderlin Jahrbuch wars van alle psychologische blabla;
dezelfde – of een andere – God zij geprezen dat de psychologen niet het
Hölderlin Jahrbuch lezen. De goden zijn met ons geweest; niemand heeft de kans
aangegrepen. De verleiding zou immers groot geweest zijn om over Hölderlin en
zijn waanzin een sluitend verhaal te houden; maar dat zou uit hetzelfde hout
gesneden geweest zijn als de betogen waarvan zoveel psychiaters (met Kart Jaspers
die de rij opent en sluit) ons telkens weer zulke vruchtloze voorbeelden hebben
gegeven: deze benadering, volgehouden tot in de kern van de waanzin, gaat uit van
de veronderstelling dat de betekenis van een werk, de thema’s en het specifieke
domein ervan een patroon vertonen dat ontleend is aan een netwerk van
gebeurtenissen waarvan we nu de details kennen.’ (Bladzijde 37-38) Dit is
fragment 3. Wordt vervolgd.