Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’ vertaald
door Ad den Besten.
Verder met
‘Empedokles
Het leven zoekt gij, zoekt, en er welt en glanst
een godlijk vuur u diep uit de aarde op,
en gij, in huiverend verlangen,
werpt u omlaag in de vlam der Etna.
Zo smolt de koningin in haar overmoed
eens paarlen in haar wijn, – ach wat deert het mij,
had, dichter, gij maar niet uw rijkdom
ginds in die gistende kelk geofferd.
Maar heilig zijt ge mij, als der aarde macht
die eens u wegnam, dapper gestorvene,
en gaarne zou ik, held, weerhield de
liefde mij niet, in de diept’ u volgen.’
(Bladzijde 71) Dit was gedicht 4. Morgen verder met ‘Aan de Parcen’.