Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’ vertaald
door Ad den Besten.
Verder met
‘Aan de jonge dichters
Lieve broeders, wellicht rijpt onze kunst weldra,
als een jongling, in wie ’t lang genoeg heeft gegist,
tot de stilte der schoonheid,
weest slechts vroom gelijk eens de Griek!
Mint de goden en denkt goed van de sterflijken!
haat de kilt’ en de roes! Leert niets, beschrijft ook niets!
jaagt de meester u angst aan,
vraagt de grote Natuur om raad!’
(Bladzijde 75) Dit is gedicht 6. Morgen verder met ‘De schijnheilige
dichters’.