verder met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Wat dat ook precies moge betekenen,hier in ‘Het oog’ wordt eveneens met de zwaartekracht gespeeld,want de grootste zwarte cirkel zit rechtsboven op de muurschildering. Zat die grote cirkel onder in de schildering,dan zou hij veel zwaarder hebben geoogd. Nu heeft de bovenste zwarte cirkel iets van een ballon die op het punt staat weg te zweven,misschien even de bladeren van de boom schampend,maar dan door,richting zon. De drie zwarte zonnen van de muurschildering bieden houvast,de blik keert er telkens terug. Wat er verder te zien is,is minder duidelijk,maar het zijn ook cirkels,in zachte,rustgevende regenboogkleuren. Midden op de muur zit de grootste,die doet denken aan een zonsopgang in een mistig landschap. Het is onmiskenbaar dat er een scherp contrast bestaat tussen het afstotende zwart en de aantrekkelijke,uitwaaierende regenboogzonnen,die allerlei fijne associaties oproepen. Hoe de zwarte cirkel gemaakt is,kan ik me nog wel voorstellen,maar zijn diffuse tegenhanger? Schimmel:’Ik gebruik een airbrush techniek,waarbij ik de verf op de muur spuit. Zo onherkenbaar mogelijk wil ik de verf aanbrengen;een penseelstreek verraadt de maker en ik wil niet tussen de kijker en het werk in komen te staan. Ik gebruik alleen de primaire kleuren rood,geel en blauw,maar als je die over elkaar heen spuit,ontstaat er een transparant geheel waarvan onze hersenen alle kleuren van de regenboog maken. Ik zet een beetje aan wat er in de hersenen gebeurt.’ Dan spat er licht boven de muur uiteen. De wind rijt een wolk open. Bijna pal boven het werk staat ineens een felle zon. Ogen dicht – tegen díe zon zijn we niet opgewassen. Als ik mijn ogen weer opendoe,zie ik eerst even niets,en dan overal zonnen,rode,groene,zwarte,witte. Langzaam trekken ze weg,gelukkig,de beelden zijn onaangenaam,als een migraineaanval,waarbij ook een deel van het blikveld verdwijnt en er in de uithoek van het beeld trillende,primaire kleuren verschijnen. Het vreemde is dat ik op de muur nu ook witte cirkels zie,die echt of misschien toch niet echt zijn.'(bladzijde 32-33) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Sybren Polet uit ‘Gedichten 1998-1948’. ‘HIERNUMAALS///Jij,de man met de minste orde/ in zijn achtertuin./Naast je een medeman vol dode kinderen./ Stad als een achterhoofd.///Er roept iets uit de verte.///Verleden echoot in een lus,een lasso./Eenzelvige bloemen bloeien,je droomt/stofrozen,zandrozen,kunstrozen.///Vaag wacht iets op je in de verte.///Een speldeknopgrote oerknal./ En:/een eindeloze microgolf neemt je op,golft je/voort naar een miniheelal,waarin/je je wél en niet bevindt.///Niets roert zich in de verten rondom.///Tijdloze bloemen bloeien op in je achtertuin./Uit een ervan vliegen twee muggen op./Een derde is de mug met een gouden tand.'(bladzijde 82) Wordt vervolgd.