met het boek van Peter Henk Steenhuis en Rene Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Dat onttovert ons idee van Inspiratie misschien in eerste instantie,maar daar komt de nieuwe betovering voor in de plaats:die van de nieuwe ontstane vormen.’ Dus die wolk bestaat niet uit goddelijk licht en ook niet uit het totaal van alle impressies die de kunstenaar heeft opgedaan. ‘Nee,en dat vind ik zo mooi geformuleerd van Dijkstra. Het is mijn stokpaard,ik val in herhalingen,maar voor Inspiratie put de kunstenaar slechts ten dele uit directe impressies van natuurlijke dingen,van “natufacten” tegenover “artefacten” zou je kunnen zeggen. Voor de kunstenaar op eigen benen in het vrije veld de impressie van een ongeraffineerde graankorrel kon beproeven,was die hem alleen bekend als lammetjespap met suiker. Probeer de paplepelimpressies maar weer eens uit je Inspiratie te filteren. Inspiratie put uit tot uitdrukking gebrachte,uitwisselbare indrukken. Het zijn impressies die door heel veel verschillende mensen op heel veel verschillende manieren tot expressie zijn gebracht,want iedereen heeft er op zijn manier over meegeleuterd. In Dijkstra’s tekening zie ik de door haar bedoelde Inspiratie als de inademing van vrije vrije stadslucht,altijd enigszins vervuild,als sigarettenrook die door velen in gevarieerde kringetjes wordt uitgeblazen,wordt meegerookt door Seuphor en als fijn stof via Dijkstra’s potlood in nieuwe vormen wordt uitgeademd. Om opnieuw Inspiratie te vormen.”(bladzijde 350) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘ZELFPORTRET’. ‘Dromen betreden ’s nachts de huizen waar ik slaap./Soms babbel ik met vliegen over zonnen/en de zonden van menszijn,want ik graveer/zelfportretreizen in verstrooide versvorm/en schoei mijn leven op de leest van landschappen.///De persoon wiens zeiljacht is gekapseisd/aan de kust van Vuurland/ben ik niet;trouwens,ik heb nog nooit/een levende vulkaan gezien/al lonkt de tong naar spuwend vuur./Er zitten haartjes op mijn handen.’ (bladzijde 220) Wordt vervolgd. het gedicht is nog niet af.