met ‘De grillige geschiedenis van de moderne mens’ van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles’ (Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Het gaat ons om de opbouw en samenhang van het model volgens hetwelk de werkelijkheid ingericht heette te zijn. Dat model was volstrekt coherent. Dankzij zijn directe,sacramentele band met God vielen legitimiteit,goedheid en wijsheid in de vorst samen. Wat hij deed was niet alleen rechtens gewaarborgd,maar kon ook geacht worden voort te komen uit de onfeilbare alwetendheid die God toekwam. Met de Franse Revolutie en het republicanisme dat daarvan de vrucht was,kwam de onfeilbaarheid van de koning radicaal ten einde. In 1793 werd Lodewijk XVI op het schavot onthoofd. Dat was niet de zoveelste executie van een ‘cotoyen'(‘burger Capet’ werd hij oneerbiedig genoemd)in een lange reeks. Met de val van de bijl van de guillotine werd ook de staat letterlijk onthoofd. Men had de top afgeslagen van de machtspiramide die zich vanuit de vorst uitstrekte naar steeds lagere bestuursechelons en dignitarissen,en die op zijn beurt ‘bovennatuurlijk’ was opgehangen aan de sublieme soevereiniteit van God.'(bladzijde 16-17) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘strand en zee volgen de bolling van de aarde./een halve schijf ligt voor ons./grijze nevels komen zich mengen met de vermiljoenen./uitsteeksels dringen door het gespannen kromvlak/van de bol,vol redelijkheid is hun ordening,telloos/is hun verspreiding uitgewaaierd,/wiegend of stil streken ze uit./nadert men de uitsteeksels tot dichtbij dan ziet men/verdriet in hun ogen,ondanks de neerslag en/ondoorgrondelijkheid van al deze kleuren verzet het/persoonlijke van deze uitsteeksels zich tegen hun/dood,hun geboorte.'(bladzijde 49) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel;’…en morgen de hele wereld’. ‘dat stank uitwasemend verleden/hebben wij niet reeds lang onze handen gewassen/onze ogen verschoond/besteden wij niet steeds vrijer onze toekomst/hangt ons haar niet als koren in onze vriendelijke leegte/en knusse prullen vullen ons huis/aanzie het heelal als strand het geheel ontvette vol/liefdevolle vleiers/gekleurd en uitgestrooid en bloemen getooid/de melodiese geslachtsdelen'(bladzijde 522) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd.