Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofstuk 8
‘Ergens eind mei of begin juni 1795 verliet Hölderlin plotseling Jena. In een
later weggestreepte versregel in
het gedicht ‘Heidelberg’, die zinspeelt op dat overhaaste vertrek, noemt hij
zichzelf een ‘verdreven dwaler/die
mensen en boeken ontvluchtte’ (KA I, 669).
Er was niets wat op een dergelijke vlucht wees. Nog op 22 mei had hij aan zijn
moeder geschreven dat hij
‘tevreden’ was met zijn ’teruggetrokkenheid en somtijds’ was hij zelfs
‘vrolijk’ (MA II, 588). Er is talloze malen
gegist naar het waarom van zijn vlucht, bijvoorbeeld het vermoeden dat Hölderlin
gehoord had van de aanstaan-
de bevalling van Wilhelmine Kirms en in paniek was vertrokken om de daarmee
gepaard gaande verwikkelingen
uit de weg te gaan. Gedocumenteerd is echter alleen zijn verlegenheid, misschien
ook zijn slechte geweten, als
hij later kennissen uit zijn tijd in Waltershausen ontmoette, alsof er een
delicaat geheim was.’
(Bladzijde 111) Morgen verder met dit hoofdstuk 8.