met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Als Duchamp ergens een vleugje seks kon vinden,ging hij dat nooit uit de weg. Zijn werk is bijzonder filosofisch,met name in zijn houding ten opzichte van schoonheid,die eeuwenlang als wezenlijk was beschouwd voor het begrip kunst. De meeste instellingen waaraan kunstenaars vanaf de zeventiende eeuw afstudeerden,hadden tenslotte het woord ‘mooi’ in hun naam:’beaux arts,bellas artes,’ enzovoorts. Het is een van de grote filosofische bijdragen van de twintigste eeuw dat iets kunst kon zijn en toch niet mooi. Arensberg probeerde Duchamp nog te verdedigen op de vergadering waar werd besloten om ‘Mr Mutt’s’ urinoir niet te accepteren:’Er wordt een fraaie vorm onthuld,los van zijn functionele bedoeling,dus heeft iemand hiermee duidelijk een esthetische bijdrage geleverd.’ In werkelijkheid was Duchamps bijdrage het maken van een kunstwerk zonder esthetica. Voor ‘The Blind Man’,een publicatie uitgegeven in combinatie met ‘The Blind Man’s Ball’,schreef hij ‘The Richard Mutt Case’:’Het is niet van belang of Mr. Mutt de fontein met zijn eigen handen heeft gemaakt of niet. Hij heeft hem gekózen. Hij heeft een alledaags voorwerp genomen,en dat zo neergezet dat de bruikbare betekenis ervan verdween onder de nieuwe naam en het nieuwe perspectief – hij heeft een nieuwe bedoeling geschapen voor dat voorwerp.’ Hij sloot zijn betoog af met:’Voor wat betreft loodgieterswerk…De enige kunstwerken die Amerika heeft voortgebracht zijn loodgieterswerk en bruggen.’ Net als wolkenkrabbers zijn dat goede,praktische dingen.'(bladzijde 44-45) Wordt vervolgd. Nu weer het vervolg van het verhaal ‘Aschinger’ van Robert Walser uit de bundel ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Wat ken ik dit glas goed en de messing ketting om aan te trekken! Het wemelt steeds van in- en uitlopende,hongerige en verzadigde mensen. De onbevredigde klanten vinden snel bevrediging aan de tap en bij de stapel warme worst,en de verzadigden ontsnappen weer aan de lucht in de zaak,meestal met een aktetas onder de arm,een brief in de zak,een opdracht in het hoofd,een vast plan in de kop,een uurwerk in de open hand dat zegt dat het nu tijd is. in de ronde toren in het midden van het vertrek troont een jonge koningin;het is de heerseres over de worsten en de aardappelsalades,zij verveelt zich een beetje in haar kokerachtige omgeving. Een deftige dame komt binnen en pakt met twee gespitste vingers een broodje kaviaar op,meteen zorg ik ervoor dat zij mij opmerkt,maar zo alsof haar aandacht mij worst is.'(bladzijde 23-24) Wordt vervolgd.