met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”De lust naar het schone zit diep,Henk,bezuinigingen op kunst zullen de kunst nooit echt raken,we kunnen het toch niet laten.’ Maar nu ter zake met die sedentaire hang-up van jou,dan hebben we dat gehad. ‘Helemaal “natuurlijk” zijn we als mensensoort nooit geweest,er was al kunst en cultuur lang voordat wij verschenen. Lang voor we homo sapiens werden. En de Neanderthalers hadden al vuur,kleren,speren en dergelijke. Dat hebben wij als soort dus nooit niet gehad. Wij zijn een diersoort die gekleed bij de open haard de wereldgeschiedenis is ingestapt. Door het onvoorstelbaar vruchtbare antropologisch onderzoek vallen wekelijks allerlei “eerste keren dat zich iets voordeed” om,maar voorlopig kunnen we aannemen dat de eerste homo sapiens nomadisch waren. Zij zochten of bouwden niet ergens een heim,maar trokken als savanne-apen rond in de open vlakten. Gekleed,met speren,dat wel. Nu even tempo maken:we zijn eerst dieren gaan domesticeren. Schapen en runderen houden,zodat we daar niet meer achteraan hoefden te hollen. Maar we trokken nog wel van het ene grazige weitje naar het andere,wilde bessen en graan verzamelend. Toen pas zijn we gaan akkerbouwen,zodat we echt op onze kont konden gaan zitten,ruim tienduizend jaar geleden. Vanaf toen ontstonden er hutten,dorpjes en heemsteden. We bestaan al tweehonderdduizend jaar,maar hebben pas tienduizend jaar de mogelijkheid om door Heimwee verteerd te worden.”(bladzijde 374) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘DE EED’. ‘mocht mijn penis ooit de magische/voering van je kut vergeten/de diepe berg en het knobbeltje van je kittelaar/en het pulserende grootmaken van je tong -/laat hem dan verdorren als een dode vijgenloot/laat hem verstommen als een mondnar zonder tong/laat hem per ongeluk door een hond/worden ingeslikt en uitgekakt op het strand///en mocht mijn hart ooit de aanraking/van je handen vergeten/de golfslag van je haar verraden/het ontvankelijk openen van je dijen niet onthouden -/laat de beul het met zijn mes doorboren/laat de roodvloed van bloed het smoren/laat het nog eeuwen woeden van pijn/want dan zou ik je hart nooit hebben gekend/en zou ik voor wind en zotternij hebben geleefd/ja,dan zou de dood nog te genadig voor me zijn'(bladzijde 256-258) Wordt vervolgd.