met ‘Weerstandsbeleid (nieuwe kritiek)’ van Jeroen Mettes. ‘Deze voorstelling lijkt wat bizar,maar is uiteindelijk niet minder een ruimtelijke metafoor voor het moeilijk voorstelbare fenomeen van de tijd dan de gangbare gedachte dat de tijd een rechte lijn is,waarvan de ene helft ‘voor ons’ en de andere helft ‘achter ons’ ligt. Het voordeel van Bergsons metafoor is dat zij de tijd niet opdeelt in discrete,opeenvolgende nu-momenten,waardoor ze minder ruimtelijk is en de continue ‘durée’ van de tijd benadrukt. De vertaalslag makend naar onze discussie,zouden we kunnen zeggen dat de tweede passieve synthese niet de herhaling betreft van samengetrokken elementen(zoals in de eerste synthese),maar de herhaling van het totale ritmisch Geheugen in de vorm van een bepaalde samentrekking of actualisering. Derek Attridge betoogt bijvoorbeeld dat ook de minst poëticaal geschoolde lezers de ritmes van het grootste deel van de poëzie in hun moedertaal op zullen pikken,omdat deze ritmes embryonaal aanwezig zijn in de natuurlijke taal zelf. De meer ervaren lezer zal een grotere (maar mogelijk voor het grootste deel nog steeds onbewuste) kennis hebben en waarschijnlijk een subtielere of meer heldere actualisering van het ritme van een gedicht produceren. Een scholastisch vasthouden aan ‘de regels’ kan echter ook juist een productieve lezing in de weg staan.'(bladzijde 286) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Rituelen’ van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. ‘onnavolgbare vermoedens waaierden uit/als schimmeldraden,brandlagen en houtskoolresten/die op al lang teloorgegane/nederzettingen wezen,moeilijk te ontzenuwen/geruchten,de leemten/en déjà vu’s,alles/wat tot je verbeelding sprak -///laaiende cicaden en akkerwinde gaat kruipend/over braakliggende stukken land,door de eeuwen heen/heeft de tombe zich dieper ingegraven/en wist desondanks nauwelijks aan plundering/te ontkomen,behalve enkele sarcofagen/stelt het Etruskische museum in de binnenstad een hele serie/bewaard gebleven kleine bronzen/dieren tentoon'(bladzijde 46-47) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘pauwkind’.(bladzijde 59)