met ‘Verstrooiing'(Madame de Staël,Luther)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Duitsland ontdekte dat het als sentimentele natie anders was dan Frankrijk en ontleende aan dat (particuliere)sentiment tegelijk de rechtvaardiging om anders te mogen zijn,dat wil zeggen af te wijken van een rationaliteit met universele pretenties,die men als vreemd ervoer en dus als vals bestempelde. Deze wending tot het particuliere heeft effect op twee niveaus. Ze legitimeert dat gene wat tot dan toe in de filosofie was afgewezen of als minderwaardig was beschouwd,omdat het steeds om het algemene was gegaan. Maar ze maakt ook de wending zélf mogelijk,omdat ze de hele denkrichting van de filosofie omdraait. Ze verandert dus zowel het object als het principe van de filosofie. Het particuliere krijgt burgerrecht in een filosofie met een andere,nieuwe logica. Inwendigheid Er is nog een reden waarom deze revolutie zich aanvankelijk vooral aftekent in Duitsland,en dat is de rol van de inwendigheid.'(bladzijde 137) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Adembeneming’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘van de hele mikmak,als druipende ijslaagjes/op elkaar;en zienderogen zonneklaar wordend/ontwaar ik onontkoombaar een opengewaaid/utopisch raam waarin geheel en alles zicht baart,/dat mij zomaar naar mijn naaktste tijd verzet,/tot ik een godverlaten helderziend idee word,/uitgaand in de zwarte staar van de dood,van-/zelfsprekend vervallend tot de vroegste leegte.'(bladzijde 208) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘de werken van een oude dichter'(voor pierre kemp) ‘het lange leven de vechtende steen in drie/vuren kanalen doorsneden en ook drie/vlammende bruggen naar het gasvormige huis/de pagode het paleis het prieel///en des morgens vroeg met handen/twee landen vol denkend licht/naar den oever en daar het lied/nabij leren wenken naar het weven der vogels///en in de middag de tegenstrijdige geest overgegeven/aan het nieuwe dier dat weer de zon gewon/of ook gewond gaan werken aan het verbreiden/van verborgen bronnen onder het doortrapte net van wegen///maar als hij op de avonddrempel hurkt/en naar de blankgebrande maan ziet/hoort hij weer zijn wijze slangen zingen in het grijze hout'(bladzijde 290)