met ‘Republicanisme en universalisme'(Rousseau,Kant)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Een echo hiervan is de beroemde ‘Eed op de kaatsbaan’,geschilderd door diezelfde Jacques-Louis David. Met die eed zwoeren de vertegenwoordigers van de Derde Stand luttele dagen na de Franse Revolutie dat zij niet uiteen zouden gaan voordat zij een nieuwe Grondwet hadden opgesteld. In een wrange speling van het lot zou het twintigste-eeuwse fascisme datzelfde gebaar adopteren als de ‘Romeinse groet'(in Italië en Spanje)en de ‘Hitlergroet'(in Duitsland). Niet alleen de Romeinse deugdzaamheid,ook de Rede (met hoofdletter)werd vóór het Franse republicanisme al beschouwd als een bijna goddelijk verschijnsel. Nadat de Revolutie het christendom in één adem met het Ancien Régime had afgezworen,kreeg de Rede letterlijk een goddelijk aanzien,waaromheen zelfs kortstondig een soort alternatieve religie werd georganiseerd. De ‘Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger’ werd in het Revolutiejaar 1789 zelfs ondertekend ‘in aanwezigheid en onder de auspiciën van het Hoogste Wezen’:een deïstische God waarin de Redelijkheid haar volmaaktheid bereikte en die daarom aan elk denken zijn oriëntatiepunt gaf.'(bladzijde 108-109) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. Titel ‘In de mate van Brussel’. ‘Straat in straat uit.rara in de trillingen/van het toeterende toeval.blijgezwind/stoep op stoep af. zon in zon uit.in de wind/van door elkaar roezemoezende geuren/en kleuren.een licht deuntje neuriënd/lap ik chaos en co onder mijn schoen./krioelende pleisterpleinen maak plaats,/o rinkelende winkels met jullie voiles,/aktetassen met spoilers,kakmadams,/bedelhanden ruim baan.kijk hoe edel/ik de gang van de dood kan weerstaan.'(bladzijde 224)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Leve Echo. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘stadsbeeld’. ‘1///meer dan bos of akker/behoor ik de aarde toe.de hoge luchten/laat ik nauwelijks toe.aan mij/is alles zwaar en door en door dagelijks/en daardoor mijn dak is maar/voor het verloren licht/ droogdok/en voor de verloren wind///wat in mijn huid vastgezet/eindeloos voeten veegt/voor het naakt mijn hart betreedt/arm aan werkzweet angstzweet/ochtenddauw of nachtmist/het blijft mij vreemd/het verloren uur///ik ben het huis van de dag/en het dagverblijf van de daad'(bladzijde 396)