verder met het typografisch wit(Eindewit en reekswit) in het werk van Faverey door Yra van Dijk. ‘In Favereys gedichten blijken dus de ‘randen’ van belang. Vooral het einde van het gedicht krijgt nadruk als plaats waar het gedicht overgaat in de buitenwereld. Soms sterven Favereys gedichten langzaam af, alsof ze oplossen in het niets. Andere…
verder met het typografisch wit in het werk van
verder met het typografisch wit in het werk van Faverey door Yra van Dijk. ‘Deze problematiek van onmacht van de dichter ten opzichte van de werkelijkheid komt in vele gedaantes terug: //Zijn enige raadsel:hóe/het is; hoe het daarop//niets maar dan ook niets/heeft te zeggen.//[…] (VG 581) Het ‘niets’ is hier weer versterkt door het strofisch…
verder met het typografisch wit in het werk van
verder met het typografisch wit in het werk van Faverey door Yra van Dijk. ‘Het begin van het gedicht valt ook regelmatig samen met een uitspraak over beginnen, zoals hier: De rusteloze, onstuitbare//opkomst, daarmee zelfs deze stoel/zijn onstelpbaar wegzijn onthult.//[…](VG 607) Aldus wordt het eerste regel-wit ingezet om te illustreren wat het gedicht zelf aan…
verder met de identiteit in het werk van Faverey
verder met de identiteit in het werk van Faverey door Yra van Dijk. ‘Net als in het hiervoor geciteerde gedicht wordt ‘haar’ verdubbeld. Hier zelfs twee keer, waardoor de spiegel ook meteen de woorden spiegelt en verdubbelt. Het lijkt me dat Faverey de grammaticale constructie ‘haar haar’ een mooie vorm vond voor wat hij wilde…
met de identiteit in het werk van Faverey door
met de identiteit in het werk van Faverey door Yra van Dijk. ‘Zowel het bestaan van de ik als dat van de geliefde wordt op losse schroeven gezet. Twee mensen hebben elkaar nodig om hun bestaan te bevestigen. De ander heeft net zo’n instabiel en niet-bestaand ‘ik’ als de ik zelf:’of hou je alleen maar…
verder met de identiteit in het werk van Faverey
verder met de identiteit in het werk van Faverey door Yra van Dijk. ‘In het volgende gedicht is de splitsing binnen het ik zelfs nog explicieter:’als het mij/niet lukt, waarom zou het//mij dan wel lukken'(VG 379). Uit dat gedicht blijkt ook dat de reeks poëticaal gelezen kan worden:’Ik had dat wiel net zo goed/stil kunnen…
nu verder met de ‘Identiteit’ in het werk van
nu verder met de ‘Identiteit’ in het werk van Faverey nog steeds door Yra van Dijk. ‘Een welomlijnd en stabiel ‘ik’ is er in Favereys poëzie niet te vinden. Steeds opnieuw moet de mens zichzelf hervinden, herbenoemen of aanroepen. Daar kan de ander, of dat nu de geliefde is of God, ook een rol bij…
het laatste stukje over de filosofie in het werk
het laatste stukje over de filosofie in het werk van Faverey door Yra van Dijk. ‘Faverey zet de citaten van de presocratici dus in op verschillende manieren, die nauw samenhangen met zijn eigen poëzie- en levensopvatting. Heynders en Goedegebuure(1995) constateerden dat het vooral ’tijd en taal’ was wat Faverey fascineerde in het werk van de…
verder met de filosofie in het werk van Faverey
verder met de filosofie in het werk van Faverey door Yra van Dijk. ‘Wat Faverey gefascineerd zal hebben, is dat Zeno’s paradoxen een werkelijkheid in taal zijn. Faverey verwijst regelmatig naar zijn werk, soms slechts met een paar woorden. Een van zijn reeksen heet zelfs ‘De schildpad’. Dit is het einde van het titelgedicht (VG…
verder met de filosofie in het werk van Faverey
verder met de filosofie in het werk van Faverey door Yra van Dijk. ‘Dat ontkennen van de sterfelijkheid speelt een belangrijke rol bij Faverey, en dat is wat Spinoy terecht omschrijft als de deconstructie die Faverey onderneemt. Spinoys beschrijving is direct van toepassing op het hiervoor besproken gedicht: ‘Net zoals Faverey de klare tegenstellingen tussen…