de laatste Celan. ‘WIR SEHEN DICH// Wir sehen dich,Himmel,wir sehn dich./Pocke um Pocke/treibst du hervor,/Pustel um Pustel./So mehrst du die Ewigkeit.// Wir sehen dich,Erde,wir sehn dich./Seele um Seele/setzest du aus,/Schatten um Schatten./So atmen die Brände der Zeit.’ (bladzijde 84 uit ‘Paul Celan Die Gedichte’. Herausgegeben und kommentiert von Barbara Wiedemann.) Verder met Merleau-Ponty ‘Oog en…
gedicht van Celan
gedicht van Celan. Nog even. ‘UNTEN// Heimgeführt ins Vergessen/das Gast-Gespräch unsrer/langsamen Augen.// Heimgeführt Silbe um Silbe,verteilt/auf die tagblinden Würfel,nach denen/die spielende Hand greift,gross,/im Erwachen.// Und das Zuviel meiner Rede:/angelagert dem kleinen/Kristall in der Tracht deines Schweigens.’ (bladzijde 95 uit ‘Paul Celan Die Gedichte’. Herausgegeben und kommentiert von Barbara Wiedemann.) Nu verder met ‘Oog en geest’…
de laatste hand aan mijn hommage-collage voor
de laatste hand aan mijn hommage-collage voor Celan; dus nog een gedicht van Celan. ‘BLUME// Der Stein/Der Stein in der Luft,dem ich folgte./Dein Aug,so blind wie der Stein.// Wir waren/Hände,/wir schöpften die Finsternis leer,wir fanden/das Wort,das den Sommer heraufkam:/Blume.// Blume – ein Blindenwort./Dein Aug und mein Aug:/sie sorgen/für Wasser.// Wachstum./Herzwand um Herzwand/blättert hinzu.// Ein Wort…
een keer Celan
een keer Celan. ‘SPRACHGITTER// Augenrund zwischen den Stäben.// Flimmertier Lid/rudert nach oben,/gibt einen Blick frei.// Iris,Schwimmerin,traumlos und trüb:/der Himmel,herzgrau,muss nah sein./Schräg,in der eisernen Tülle,/der blakende Span./Am Lichtsinn/errätst du die Seele.// (Wär ich wie du. Wärst du wie ich./Standen wir nicht/unter einem Passat?/Wir sind Fremde.)// Die Fliesen. Darauf,/dicht beieinander,die beiden/herzgrauen Lachen:/zwei/Mundvoll Schweigen.’ (bladzijde 99-100 uit ‘Paul…
Eerst een gedicht van Paul Celan
Eerst een gedicht van Paul Celan. ‘IN DIE FERNE// Stummheit,aufs neue,geräumig,ein Haus-:/komm,du sollst wohnen.// Stunden,fluchschön gestuft:erreichbar/die Freistaat.// Schärfer als je die verbliebene Luft:du sollst atmen,/atmen und du sein.’ (bladzijde 104 uit ‘Paul Celan Die Gedichte’.Herausgegeben und kommentiert von Barbara Wiesemann.) Verder met ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. Deel 2 ‘De schilder ‘brengt zijn lichaam in’,…
steeds Paul Celan
steeds Paul Celan. ‘Psalm// Niemand kneedt ons nogmaals uit aarde en leem,/niemand beleest onze stof./Niemand.// Uw naam zij geprezen,Niemand./Om uwentwille/zullen wij bloeien./U/tegemoet.// Een niets/waren wij,zijn wij,zullen/wij blijven,bloeiend:/de niets-,de/niemandsroos.// Met/de stijl zielshelder,/de meeldraad hemelswoest,/de bloemkroon rood/van ’t purperwoord dat wij zongen/boven,o boven/de doorn.'(Uit Niemandsroos,1963.) Weer verder met ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ‘Men neemt het Cézanne…
Celan; ‘HOORRESTEN,ZIENRESTEN in/slaapzaal
Celan; ‘HOORRESTEN,ZIENRESTEN in/slaapzaal duizendeneen,//nachtdagelijks/de berenpolka://ze scholen je om,//jij wordt weer/hij.’ (Uit Lichtzwang,1970) Zaterdag 26-10-13;Paul Celan; ‘TWINTIG VOOR ALTIJD/vervluchtigde sleutelburchtbloemen/in je zwemmende linker-/vuist.//In de vis-/schub geetst;/de handlijnen waaruit/ze gegroeid zijn.//Hemel- en aard-/zuur vloeiden ineen./De jaar-/telling ging op zonder rest. Kruising/-terwille van jou,snelle weemoed-/van visschub en vuist.’ (Uit Atemwende,1967)
een gedicht van Paul Celan
een gedicht van Paul Celan. Uit ‘De Gids’ van 1976 nummer 5/6, vertaald door Peter Nijmeijer. ‘EEN BLAD,boomloos,/voor Bertold Brecht:// Wat zijn dat voor tijden/waarin een gesprek/bijna een misdaad is/omdat het ook nog zoveel behelst/wat gezegd is?’ (uit ‘Schneepart’,1971) Verder met Merleau-Ponty ‘Oog en geest’. ‘Het denken van de wetenschap-dit denken in vogelvlucht,dit denken van…
een gedicht van Celan
een gedicht van Celan. Uit ‘De Gids’ van 1976 en vertaald door Peter Nijmeijer. IK HOOR DE BIJL HEEFT GEBLOEID,/ ik hoor de plek is niet noembaar.// ik hoor het brood dat hem aankijkt/heeft de gehangene,/het brood dat de vrouw voor hem bakte,// ik hoor ze noemen het leven/onze enige toevlucht.’ (uit Schneepart,1971) Nu weer…
naar Berlijn voor een paar dagen
naar Berlijn voor een paar dagen.Nu alleen Paul Celan; ‘WINDGERECHT// Tafelwand,grau,mit dem Nachtfries./Felder,windgerecht,Raute bei Raute,/schriftleer,/Leuchtassel klettert vorbei.// Gesänge:/Augenstimmen,im Chor,/lesen sich wund./(Ungewesen und Da,/beides zumal,geht durch die Herzen.)// Später:/Schneewuchs durch alle Gehäuse,frei/ein einziges Feld,/das ein Lichtschein beziffert:die Stimmen.// Die Stimmen:/windgerecht,herznah,/brandbestattet.'(Uit;’Sprachgitter’) (bladzijde 101 uit ‘Paul Celan Die Gedichte’. Herausgegeben und kommentiert von Barbara Wiedemann.)